Al 20 jaar de nieuwssite voor Genemuiden!
25 april 2024 t’ Olde Staduus
Agenda
Van Dijk Heftrucks (tijdelijk)

Genemuider rietsnijders op Schokland

Geplaatst op: 1 februari 2017

De vader van Steven Verhoek (1930) was de derde generatie Verhoek die in het riet werkte. Hij pachtte onder meer een groot deel van Schokland. Steven mocht als kind regelmatig mee naar het voormalige eiland. “De rietsnijders werden op maandag met de Pietenboot naar Schokland gebracht en kwamen op zaterdag terug naar Genemuiden. Als het weer het toeliet…”, vertelt Verhoek, want soms moesten ze een extra week doorbrengen op Schokland.

Zijn overgrootvader, ook een Steven, was de eerste Verhoek die in het riet belandde. Zoals veel veeboeren in die tijd had hij een bijverdienste nodig. Daarom pachtte hij in de winter rietlanden voor de gemeentes Genemuiden, Kampen, Vollenhove en enkele waterschappen. Zoon Berend en kleinzoon Dirk gingen later verder met dat werk en bouwden een mooi bedrijf op dat nog steeds bestaat. “Vanaf 1924 kwamen ze op Schokland terecht. Daar deed eerst riethandelaar Bruins uit IJsselmuiden de pacht, maar het was teveel werk. Daarom kwam mijn familie en ook riethandel Van Rees op Schokland terecht.”

Dat eiland in de Zuiderzee was in de eeuw daarvoor al ontruimd. Veel inwoners verkasten naar Kampen (Brunnepe) en Vollenhove. “Op het eiland woonde alleen nog de familie Schuurman. Verder waren er keten voor de rietsnijders en arbeiders. Daar overnachtten ze ook met z’n allen. Ze namen voor de hele week eten mee naar het eiland. Dat betekende dat ze altijd aardappelen met bruine bonen aten. Het brood was al op zaterdag gebakken en in het midden van de week natuurlijk keihard. Mijn andere opa, die bakker was, wist daar wel iets op. Hij voegde Zeelandia-crème toe aan het deeg. Dan zou het lekker smeuïg blijven, maar volgens mij hielp dat weinig.”

Steven Verhoek ging zelf vanaf zijn 8e jaar regelmatig mee met de Pietenboot. “In de zomervakantie van 1938 heb ik een week gelogeerd bij de familie Schuurman. Een prachtige tijd. Hun zoon Henk was net zo oud als ik en we zwierven het hele eiland over. Ik weet nog dat mijn vader zich sneed aan de zeis. Om zijn flinke wond werd een smerige zakdoek gedaan en daarna ging het werk rustig door. De volgende dag was hij ziek: bloedvergiftiging. Toevallig was er een Volendammer visser op het eiland en die wist dat je vers geplukte zeewier op de wond moest leggen. De volgende dag was de wond helemaal schoon en had mijn vader nergens meer last van.”

Het laatste bezoek dat Verhoek aan het eiland bracht was in 1940. Schokland was ondertussen bijna ingepolderd. “De oorlog was net uitgebroken en mijn vader had nog een paard op het eiland. Met mijn broertjes Berend en Arend, een tweeling, mocht ik ook mee. We haalden het paard op en zorgden dat we rond de middag weer op de plek stonden waar de Pietenboot altijd aanlegde. Die kwam maar niet. Uiteindelijk kreeg de familie Schuurman wel een telefoontje: de Pietenboot had nog een opdracht uit Urk gekregen en wij moesten tot de volgende dag wachten.”

Gelukkig was er nog steeds het nodige vertier op Schokland. Vader en zonen liepen naar de vuurtoren waar antropoloog De Froe van de Universiteit van Amsterdam bezig was met onderzoek. Hij mocht op het eiland graven openen om onderzoek te doen naar menselijke resten. “De Froe werkte daar met een aantal studenten. Die hadden ook veel belangstelling in mijn tweelingbroers. Met speciale apparatuur namen ze de maten op van hun hoofd, neus, oren en knieën. In 2003 zijn die menselijke resten weer bijgezet. Dat was nog een hele ceremonie. Toen heb ik een van de studenten gesproken die destijds De Froe hielp. Die man was ondertussen 90 jaar.”

Na de Tweede Wereldoorlog bleef de familie Verhoek op Schokland. Dat was toen geen eiland meer. Over nog moeilijk begaanbare polderwegen ging het riet naar de rest van Nederland. Vooral in de Betuwe en Brabant was grote behoefte aan riet bij het herstel van daken die in de oorlog waren verwoest.

Gepubliceerd door Erik Driessen
Van Dijk Containers 500