Herinneringen aan de Tweede Wereldoorlog (5)
Geplaatst op: 3 februari 2017
Vliegtuigen boven Mastenbroek
Trijn van Berkum-Booi is een geboren Genemuidense. Ze verhuisde later naar Nieuwleusen, maar maakte de Tweede Wereldoorlog in Genemuiden mee. Daarover heeft ze haar herinneringen op papier gezet en die publiceert Genemuiden Actueel. Vandaag over de uitjes die in de Tweede Wereldoorlog toch nog af en toe mogelijk waren.
Wij schoolkinderen zijn in die vijf bange jaren twee keer uit geweest met een schoolreisje. Dat gebeurde per schip ‘de pieteboot’ en met de NOP. Vernoemd naar de toen net droog gevallen Noordoostpolder.
Ons reisdoel was de beide keren naar Zwolle. In de Grote kerk was een tentoonstelling georganiseerd over het Heilige Land. Er was ook een echte mummie te zien waar we bij stonden te griezelen.
We gingen ook naar het Overijssels museum, wat ik erg mooi vond. Onderweg moesten we schuilen, voor de regen en ook voor de vliegtuigen. Samen onder een groot zeil.
In de zomer van 1941 en die van 1942 zijn we met een groepje familieleden op de fiets naar een speeltuin in Ijsselmuiden geweest. Iedere volwassene had een kind achterop. In 1943 kwam daar een einde aan toen we in de gaten kregen dat de eigenaar van de speeltuin een dikke NSB-er was.
In die jaren ben ik ook een paar keer met mijn moeder naar Zwolle geweest om te winkelen.
We gingen dan met de Pieteboot of met deNovabus.Die bus had een aanhangwagentje met een gasgenrator, gestookt op hout. Benzine was er niet meer, en het verkeer op de weg was minimaal geworden.Paard en wagen zag je wel veel. De bus bleef nog wel eens staan met pech.
Daar is een versje op gemaakt :
Op de weg naar Zwolle
Staat een Novabus
Met kapotte banden
En de motor stuk
Alle mensen zijn zo kwaad
Omdat de Novabus niet gaat
Hij is van surrogaat [2x].
Tijden een bezoek aan Zwolle kan ik mij de Diezerstraat nog herinneren met de vele Duitse soldaten. En de winkeletalages die steeds leger en de mensen die schuwer werden door al die Duitse soldaten. Je ging er meestal met een grote boog omheen.
Voordat we gingen winkelen liepen we naar een winkeltje met een kaart op de deur ‘gesloten’. Mijn moeder belde aan en een klein dik mannetje met een kaal hoofd liet ons binnen. Hij deed direct de deur weer op slot, wat ik allemaal maar erg raar vond. In dat winkeltje kocht mijn moeder clandestien extra textielpunten. Want aan onze eigen punten hadden we niet genoeg.
Even later stonden we weer buiten, nadat de joodse winkelier ons weer naar buiten had geloodst. Ik wist pas later dat hij een Jood was en ik meen dat hij Beijer heette.
Moeder kocht toen een surrogaat zijden jurkje voor mij.Foeilelijk en van zeer slechte kwaliteit. Maar voor veel geld en veel textielpunten kwam er ook wel eens wat goeds onder de toonbank vandaan !
In een later oorlogsjaar zijn we nog eens uit geweest. Samen met een familiegroep op een platte wagen, met paarden ervoor, naar de witte bergen in een bos bij Balkbrug. Wij als kinderen, zongen onderweg veel leuke schoolversjes.
Dwars door het gedreun heen van de vele vliegtuigen boven ons.
Het was stralend weer en lekker warm. Als ik eraan terug denk ruik ik nog de pittige dennenlucht, wat ik niet kende.
Maar ik denk nu ook aan de zorg en verantwoording van de ouders. Want de gevaren waren groot. Al de bommenwerpers in grote groepen, met brede witte strepen boven ons. En die kleine jagertjes erom heen. We noemden ze ‘aaltjes’.
En dat iedere dag, en op het laatst ook iedere nacht. De ramen rinkelden ervan en het dreunde in je borst. Maar aan de ‘uitjes’ denk ik met plezier terug, want dat waren mooie hoogtepunten voor mij als kind in die bange jaren.
Gepubliceerd door Erik Driessen