Vrogger (column Erik Driessen)
Geplaatst op: 27 februari 2017
Vrogger. Dat was nog eens wat. Bestelde je in een café of restaurant een biertje, dan kreeg je een Heineken voorgeschoteld. Of hooguit een Amstel, Grolsch of Brand. Tegenwoordig leggen ze eerst een bierkaart op tafel en moet je een keuze maken uit 146 biertjes uit Nederland, België, Italië of de Verenigde Staten. Het Refter in Zwolle is het meest extreem. Daar mikken ze een soort telefoonboek vol met merkwaardige biernamen op tafel. Dat ging vroeger bij de Poes of de Krulle toch wat anders.
Vrogger was wel meer anders. Bij de Rabobank kon je geld ophalen. Dat kwam dan zo ongeveer vanuit de zolder in een busje via een ingenieus stelsel naar beneden. Aan de balie plopten ze het deksel van dat busje en kreeg je een paar flappen. Een keer per jaar moest je als kind zorgen dat je mee ging. Dan was het spaarweek en kreeg je wat onduidelijke cadeaus mee. De Zilvervloot was het bepaald niet in mijn herinnering. De pinautomaat nam die charme weg. Wie boven de veertig is, herinnert zich ongetwijfeld zijn eerste keer pinnen.
Vrogger had je zwarte voetbalschoenen. Wie een andere kleur overwoog, werd niet bepaald serieus genomen op de velden. Je kreeg het vriendelijke advies mee om het eens in het vrouwenvoetbal te proberen. Niet dat veel vrouwen voetbalden in die tijd overigens. Die liepen toen eerder als majorette voor Ons Genoegen uit. Over vrogger gesproken. Het geluid van een fanfare op straat, op zomaar een zomerse dag. Soms kwam Kees van Gijp er met zijn ijscowagen achteraan. Dan had je de avond van je leven.
Vrogger bestond doellijntechnologie nog niet. Liever discussieerden voetballiefhebbers eindeloos over het feit of een bal de doellijn nou wel of niet gepasseerd was. Over de finale van het WK 1966 praten ze nu nog in Engeland en Duitsland. Vermoedelijk denken ze in Rotterdam en Eindhoven ook een leven lang over het meest belachelijke eigen doelpunt aller tijden. En die kolderieke situatie doet mij terugdenken aan mijn eigen weinig indrukwekkende voetballoopbaan. Ergens in de C’s of D’s kapte ik vakkundig een paar verdedigers uit, waarna ik met rechts binnen schoot. De bal bleef precies hangen tussen een rechterbeen van een tegenstander en de paal. De scheidsrechter liet doorspelen.
Met doellijntechnologie had de beste man ongetwijfeld een flater van jewelste geslagen.
Gepubliceerd door Erik Driessen