Herinneringen aan de Tweede Wereldoorlog (6)
Geplaatst op: 9 februari 2017
Trijn van Berkum-Booi is geboren en getogen in Genemuiden. Ze is de zus van organist Hendrik Post en tante van Harm Post. Onlangs heeft ze haar herinneringen aan de Tweede Wereldoorlog op papier gezet. Genemuiden Actueel publiceert die in vijftien delen. Vandaag deel zes over de ‘vliegtuigincidenten’ in en rondom Genemuiden.
In de oorlogsjaren heb ik drie keer een incident met een vliegtuig meegemaakt. De eerste keer vermoedelijk in 1941, toen een duitse Junker een noodlanding moest maken door onbekende oorzaak.
Hij belandde met zijn neus in het “Keetdiekien”. Met een groepje schoolkinderen ben ik meegehold om dat van dichtbij te bekijken. De piloot stond met een paar Duitse soldaten te lachen bij het verongelukte toestel. Wij werden op dat moment toen nog niet weggejaagd, wat later in die jaren wel het geval was. Want het Keetdiekien werd verboden gebied.
Het tweede ongeval gebeurde wat later toen er een bommenwerper op weg naar Duitsland werd aangeschoten.
Hij moest zijn bommenlast kwijt en dropte ze boven een weiland aan de Kamperzeedijk. Dat moesten we zien, mijn broer en ik, samen op één fiets. Een grote groep nieuwsgierigen gingen die kant op. Een groot stuk weiland was helemaal vol met bommenkraters, geweldige grote metersdiepe gaten !!
In een weiland ernaast lag een ‘blindganger’ een onontplofte bom. Nieuwsgierig liep ik ook mee naar een diep kokergat waar in de diepte de bom lag te glimmen.
Dat ik daar als kind op de rand van dat gat gestaan heb kan me nu nog de koude rillingen bezorgen, en dan denk ik toch zou dat ding er nu nog liggen ?
Het derde incident had voor Genemuiden wel op een ramp kunnen uitlopen !
Het gebeurde op een mooie zomerdag in ’43 of ’44. ‘s Morgens was er een enorme luchtvloot overgetrokken in strakke formaties. Grote vliegende forten met vlugge jagertjes als bescherming erom heen. Ze schitterden als zilveren stippen tegen het strakke blauw. In de middag uren was er even pauze, toen kwamen ze terug. Nu van Oost naar West. Maar ze vlogen nooit zo mooi in formatie als ‘s morgens. Wanneer de meesten waren overgevlogen kwamen de kreupelen er achteraan. Soms hingen ze scheef of stotterden ze, of ze rookten heel erg. Zo ook die zomermiddag.
We stonden allemaal te kijken en zagen hem aankomen. Hij maakte een ruime bocht naar rechts, en aan de noordkant sprongen er twee poppetjes uit. In het westen sprong er weer wat uit, en aan de zuidkant ook twee. Dat was dichtbij !
En weer draafde ik mee met een grote groep naar de Kromme steeg waar de parachutisten geland waren. Ik kon er eerst niet dichtbij komen, maar een poosje later liepen ze nog op geen halve meter aan me voorbij, een grote blonde en een kleine donkere piloot in een vreemd uniform.
Door de vele mensen om hen heen, konden ze niet onvluchtten. Ze haalden vlug hun zakken leeg en deelden chocola en kauwgom uit en nog meer dingen die de omstanders maar wat gretig aanpakten ! Nog net voor ze gevangen genomen werden.
Met de handen boven hun hoofd werden ze door een stelletje Duitsers met het geweer in de aanslag afgevoerd.
Ik zie in gedachten nog de Duitse lachende koppen van die ‘branieschoppers’. Ze hadden beet !
Een tijd na de oorlog werd er in de biezenvelden nog een dode vliegenier gevonden, hij lag daar met twee gebroken benen. Hij was van honger en dorst gestorven!
Een verschrikkelijke dood, NOOIT geen oorlog meer !
Na de oorlog vond ik het maar vreemd stil in de lucht. Geen gedreun, geen hoog gegier, geen geratel, geen ontploffend afweergeschut of lichtkogels meer.
Ook de streepbanen van de V1 en de V2 raketten en het angstaanjagend lawaai was niet meer te zien en te horen.
Gelukkig maar, toch moest je er even aan wennen, maar de herinnering bleef.
Vredestijd, maar zover was het nog lang niet.
Gepubliceerd door Erik Driessen