Dialect in de verdrukking
Geplaatst op: 24 maart 2018
Foto's Jan van Kleef
Een volle Sluuspoort in Zwartsluis vrijdag voor de jaarlijkse dialectavond. Dat beeld is echter niet exemplarisch voor de toestand van het regionale dialect. Steeds minder jongeren spreken de taal van Zwartsluis, Genemuiden en Sint Jansklooster, de plaatsen die vrijdag aan bod kwamen. “Grote zunde”, zegt Frouk Alice Weijs uit Sint Jansklooster, die vindt dat met het verdwijnen van de taal ook de eigenheid verdwijnt.
Zoals elk jaar genoten de aanwezigen van dialectverhalen van dit keer Jan Blei en Henk Hooijer uit Zwartsluis, Jannie Bakker uit Genemuiden en Weijs. Voor de muziek zorgden Wout Bekendam en Jan Last uit Genemuiden, terwijl Albert Greveling alles vlot aan elkaar sprak. Hij was ook goed voor misschien wel de beste anekdote van de avond. “Als mensen mij vragen wat het mooiste plekje van de Kop van Overijssel is, zeg ik altijd Genemuiden”, stelde Greveling, die verbaasde reacties kreeg. “Het uitzicht op Zwartsluis is daar prachtig…”, besloot Greveling zijn betoog.
Zelf is hij ook een beetje verantwoordelijk voor het uitsterven van het dialect. “Wij hebben het onze dochters ook niet geleerd. Het was een beetje de tijdgeest: op school raadden ze het af en werd je eigenlijk een beetje gekleineerd als je dialect sprak”, vertelt Greveling, die wel een nuance maakt: “Honderd jaar geleden stond ook al in de kranten dat de streektaal zou verdwijnen. Nou, die is er nog steeds. Maar het valt niet te ontkennen dat de achteruitgang snel gaat. Kinderen spreken het niet meer”, zegt Greveling, die overigens wel denkt dat in Genemuiden en Klooster nog meer dialect wordt gesproken dan in Zwartsluis.
Ook Jannie Bakker, afgestudeerd Neerlandicus, heeft het dialect thuis niet met de paplepel in haar kinderen gegoten. Zij ziet de toekomst van het ‘plat’ ook niet optimistisch tegemoet. “Of dat erg is? Dat niet, wel jammer. Maar op school en op de televisie wordt Nederlands gesproken. Terwijl tweetaligheid eigenlijk geen probleem is, zo blijkt uit onderzoek”, vertelt Bakker, die regelmatig haar verhalen met een kwinkslag bij gelegenheden zoals die in De Sluuspoort vertelt.
Weijs heeft wat dat betreft ook een reputatie. Altijd schrijft en vertelt ze over de kleine problemen in huishoudens, zoals de aanschaf van een nieuw bed en de renovatie van het toilet. Het gaat haar aan het hart dat het dialect verdwijnt. Al heeft ze de indruk dat Sint Jansklooster wat dat betreft nog een redelijke uitzondering is. “Vooral jongens spreken volgens mij nog wel plat. Meisjes schamen zich eerder, lijkt het. Vroeger werd je sowieso lichtelijk verplicht om Nederlands te spreken. Dikke onzin, vind ik. Bij ons aan tafel werd dialect gesproken, ook met de kinderen.”
Ze vindt dat een deel van de identiteit verloren gaat als iedereen overstapt op het ABN. “Als je iemand ontmoet die dialect spreekt, voel je meteen een soort verbondenheid. Of je nou in Groningen of Gelderland bent. Je snapt elkaar direct op de een of andere manier en de taal is veel directer en mooier.”
Bakker en Greveling denken dat het dialect over twintig of dertig jaar verdwenen is. Weijs is nog somberder. “Twintig jaar, zeggen ze? Veel eerder als het zo doorgaat. Hartstikke jammer”, zegt ze, vlak voordat ze weer een verhaal moet verhalen. Met een knipoog: “Ik kan wel bleern…”